vrijdag 10 november 2017

Ralph Waldo Emerson (1803 - 1882) hield zijn Spinoza in zich verborgen



Waarom zouden we bang zijn voor de natuur,
die niets anders is dan 'belichaamde filosofie en theologie'?
[
Ralph Waldo Emerson in Fate]

Emerson was een beroemd filosoof, dichter, spreker vooral. De eerste grote Amerikaanse denker, zijn tijd ver vooruit met een glashelder sceptisch filosofisch ideaal, dat bestaat uit gevoeligheid voor het transcendente van het gewone. Zijn lezingen waren tot in Europa beroemd en werden gebundeld in twee delen Essays (1841, 1844). Het Emersoniaanse betoog is een bijna ‘rappende’ opwekking van de lezer tot transformatie en moreel perfectionisme en blijkt bij nader inzien verwant aan het scrupuleuze (zelf)onderzoek van Heidegger en Wittgenstein. [Cf. De Revisor. Jaargang 26(1999) dat zijn essay Ervaring (verkorte versie van Experience, 1944] opnam - cf.]
Voor Emerson & Spinoza verwijst ik naar:
[1] het blog van 23-11-2015: “Een Spinoza-debat in de VS van Amerika”
[2] Adam Adler, Emerson's Hidden Influence: What Can Spinoza Tell the Boy? Thesis, Georgia State University, 2007
Abstract: Scholarship on Emerson to date has not considered Spinoza’s influence upon his thought. Indeed, from his lifetime until the twentieth century, Emerson’s friends and disciples engaged in a concerted cover-up because of Spinoza’s hated name. However, Emerson mentioned his respect and admiration of Spinoza in his journals, letters, lectures, and essays, and Emerson’s thought clearly shows an importation of ideas central to Spinoza’s system of metaphysics, ethics, and biblical hermeneutics. In this essay, I undertake a biographical and philosophical study in order to show the extent of Spinoza’s influence on Emerson and how this changes the traditional understanding of Emerson’s thought. [PDF]

En passant wijs ik erop, met het oog op de recente discussie over 1/17s, dat de auteur de daarin vertolkte mening als die van Spinoza zelf leest (zoals zo vaak gebeurt):
“Closely associating God with nature and considering the universe as an apparition of God’s intellect, Emerson quite explicitly incorporates Spinoza’s idea that “the truth and formal essence of things is what it is because it exists as such in the intellect of God as an object of thought. Therefore, God’s intellect, in so far as it is conceived as constituting God’s essence, is in actual fact the cause of things, in respect both of their essence and their existence” (Ethics 45).” [p. 15]
[3] Een lange column van Charlie Huenemann van 12 december 2014, "Divine natures: Spinoza, Emerson, and Nietzsche"

Hierna neem ik het slot van Emerson’s essay Fate. Je proeft Spinoza's invloed...

Eén sleutel, één oplossing voor de mysteries van de menselijke conditie, een oplossing voor de oude knopen van Mij, vrijheid en voorkennis, bestaat, overweeg namelijk, het dubbele bewustzijn. Een man moet afwisselend rijden op de paarden van zijn privé en van zijn openbare natuur, zoals de ruiters in het circus zich behendig van paard naar paard werpen, of een voet op de rug van de één planten, en de andere voet op het achterste van het andere. Dus wanneer een man het slachtoffer is van zijn lot, ischias in zijn lendenen heeft, en kramp in zijn gedachten; een klapvoet en een knots in zijn verstand; een zuur gezicht en een zelfzuchtig humeur; een trots in zijn gang, en een verwaandheid in zijn genegenheid; of wordt vermalen tot poeder door de ondeugd van zijn ras; hij zal zijn relatie tot het Universum, dat van zijn ondergang profiteert, op een rijtje zetten. Als hij de demon achterlaat die lijdt, moet hij partij kiezen voor de godheid die zich door zijn pijn van universeel voordeel verzekert. 
Om de sleep van temperament en ras, die naar beneden trekt, te compenseren, leer deze les, namelijk dat door de sluwe gezamenlijke aanwezigheid van twee elementen, die in de natuur zijn, wat je ook verlamt of krachteloos maakt, je de goddelijkheid erbij betrekt, in welke vorm ook, om terug te betalen. Een goede intentie kleedt zich met plotselinge kracht. Wanneer een god wenst te rijden, zal elke spaander of kiezelsteen uitkomen en uit gevleugelde voeten schieten, en hem dienen als paard.
Laten we altaren bouwen voor de Gezegende Eenheid die natuur en zielen in perfecte oplossing houdt, en elk atoom dwingt om een universeel doel te dienen. Ik verwonder me niet over een sneeuwvlok, een schelp, een zomerlandschap of de glorie van de sterren; maar over de noodzaak van schoonheid waaronder het universum ligt; dat alles picturaal is en moet zijn; dat de regenboog, en de kromming van de horizon, en de boog van het blauwe uitspansel alleen het resultaat zijn van het organisme van het oog. Er is geen behoefte aan dwaze amateurs die me ophalen om een tuin van bloemen te bewonderen, of een zonovergoten wolk of een waterval, wanneer ik niet kan kijken zonder pracht en gratie te zien. Hoe nutteloos om hier en daar een willekeurige schittering te kiezen, wanneer de immanente noodzaak de roos van schoonheid op het voorhoofd van de chaos plant, en de centrale intentie van de natuur om harmonie en vreugde te zijn, onthult.
Laten we altaren bouwen voor de Prachtige Noodzaak. Als we dachten dat mensen vrij waren in die zin, dat in één enkele uitzondering een fantastische wil kon prevaleren boven de wet der dingen, het was allemaal alsof de hand van een kind de zon kon neerhalen. Als, in het bijzonder, men de orde van naturen zou kunnen verstoren - wie zou dan de gave van het leven aanvaarden?
Laten we altaren bouwen voor de Prachtige Noodzaak, die ervoor zorgt dat alles uit één stuk bestaat; de aanklager en beklaagde, vriend en vijand, dier en planeet, voedsel en eter, zijn van één soort. In de astronomie is enorme ruimte, maar geen vreemd systeem; in geologie, enorme tijd, maar dezelfde wetten als vandaag de dag.
Waarom zouden we bang zijn voor de natuur, die niets anders is dan 'belichaamde filosofie en theologie'? Waarom zouden we bang zijn om verpletterd te worden door wilde elementen, wij die uit dezelfde elementen bestaan? Laten we bouwen aan de Prachtige Noodzaak, die de mens dapper maakt door te geloven dat hij een gevaar dat op z’n pad komt niet kan vermijden, en ook niet opneemt wat niet op zijn pad komt; tot de Noodzakelijkheid die hem grof of zacht opvoedt tot de waarneming dat er geen contingente dingen zijn; die Wet regeert gedurende het hele bestaan, een Wet die niet intelligent is maar intelligentie, - niet persoonlijk noch onpersoonlijk, - die woorden veracht en uit is op begrip; personen oplost; de natuur bezielt; toch vraagt de zuivere van hart om te putten uit al zijn almacht.
__________
Overgenomen en vertaald uit Ralph Waldo Emerson, The Conduct of Life -
The collected works of Ralph Waldo Emerson, Volume 6.  Introduced by Barbara L. Parker; Notes by Joseph Slater; Text Established by  Douglas Emory Wilson. Harvard University Press, 2003 - books.google

2 opmerkingen:

  1. Stan,
    “waar een blog allemaal aanleiding toe geeft...“
    Stel dat iemand iets schrijft over R.W. Emerson en mij dat interesseert omdat ik me veel met Emerson heb bezig gehouden, dan kan ik toch gewoon vragen aan die persoon wat die allemaal gelezen heeft daaromtrent.
    Onnodig om zo’n uitwisseling af te breken. Ik wil graag weten of iemand beslagen ten ijs komt, dan kan ik er gericht op ingaan. En als het niet blijkt te zijn, is het spijtig.
    Onnodig dat zomaar af te breken want ik wil echt weten wat die ander gelezen heeft.

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Okay, ik maak het weer open. Ga maar eindeloos door.
    Dat je nog niet doorhebt dat je dat antwoord nooit zult krijgen...
    Wanneer komt er dán een einde aan die bijna eeuwige 'pseudo-uitwisseling'

    BeantwoordenVerwijderen