zaterdag 2 december 2017

Spinoza in Simon Schama’s Geschiedenis van de Joden. Deel 2 Erbij horen 1492–1900

Simon Schama (1945) doceerde geschiedenis in Cambridge, Oxford en Harvard. Hij is hoogleraar geschiedenis en kunstgeschiedenis aan Columbia University in New York. Zijn wereldwijde doorbraak begon dertig jaar geleden in Nederland, met Overvloed en onbehagen, dat ging over Nederland in de zeventiende eeuw. In 2013 maakte hij voor de BBC de vijfdelige serie ‘The Story of the Jews’ [cf. blog] en in datzelfde jaar verscheen ook het eerste deel van De geschiedenis van de joden. Daarna was het even geduldig wachten, maar eind oktober 2017 verscheen dan eindelijk het tweede deel van Simon Schama’s The Story of the Jews; Volume 2 Belonging 1492–1900 [cf. blog]. En op 22 november al verscheen bij Atlas / Contact de Nederlandse vertaling van Geschiedenis van de Joden. Deel 2 Erbij horen 1492–1900. Er waren dan ook vijf vertalers ingezet om de klus te klaren: Sylvie Hoyinck, Sylvie Hoyinck, Josephine Ruitenberg, Huub Stegeman, Paul Heijman, Maarten van der Werf. Zij leverden goed werk met

Simon Schama, De geschiedenis van de Joden. Deel 2 Erbij horen 1492-1900. Atlas/Contact, 22 november 2017 - 1,34 kg - 49,99



Schama heeft een heel eigen aanpak en vertelt een heel eigen, boeiende geschiedenis van het joodse volk. Hij komt niet met een reeks historische feiten, maar kiest uit elke periode een bepaalde spraakmakende jood die boven het gewone gemiddelde uitstak. Zo begint hij het tweede deel met de omzwervingen van David Haroeveni die in Venetië naar voren trad als ‘zoon van koning Salomon’ en Diogo Pires die zeer van hem onder de indruk was, zichzelf besneed en als Sjlomo Molcho op zijn beurt een rondgang als Messias maakte. Zoals Schama de gebeurtenissen beschrijft, waarbij je proeft dat hij het ook maar vreemd en merkwaardig vindt, krijg je goed mee hoe zulke fenomenen groot konden worden door de reactie - de hoop en verwachtingen van de andere joden en niet-joden die deze ‘messiassen’ van rijke kleding en paarden e.d. voorzien, zodat ze almaar belangrijker schenen te worden. Die wederzijdsheid van actie en reactie doorspekt alle verhalen die Schama vertelt. Het is teveel, een té groot verhaal, om hier zelfs maar te pogen samen te vatten.
Voor ons die geïnteresseerd zijn in Spinoza is het boeiend kennis te maken met Leone Modena, de rabbi uit Venetië, die we kennen van de ban die hij uitsprak over Uriël da Costa. Hij was de leraar van Saul Morteira die hij als zijn beste student beschouwde en die later rabbijn in Amsterdam werd en regelmatig advies vroeg van de sefardische gemeenschap van Venetië, in feite dus van deze Modena.
Het ontstaan en reien en zeilen van de sefardische gemeenschap in Amsterdam komt uitgebreid aan de orde. Interessant is te lezen hoe Schama het gedogen van de joden in Amsterdam, de dubbelhartige mentaliteit waarin men wel moeite had met joden, maar de voordelen van hun handelscontacten graag benutte, beschrijft als “welwillende hypocrisie.” Hij begint zijn bladzijden over Baruch d’Espinoza die uitgebreid aan de orde komt met deze zin: “Want Amsterdam vormde eerst de kweekvijver en daarna het laboratorium van de seculiere Jood.” Bijna twaalf bladzijden wijdt hij aan Spinoza en het is opvallend hoe goed hij op de hoogte is van de literatuur over Spinoza’s biografie en de diverse theorieën die er opgeworpen zijn voor waarom het spaak liep tussen de Amsterdamse joodse gemeenschap en Spinoza. Het is een genoegen om zijn verhaal te lezen.
Opvallend acht ik het wel hoe hij Spinoza de rol toekent de weg bereidt te hebben voor al degenen die later zich als seculiere, niet-godsdienstige mens toch als jood ervoeren - vinden er ook ‘bij te horen’ [het is wellicht de positie van Schhama zelf?]. Ik citeer hoe hij in de slotpassage zonder het direct te beweren Spinoza zag als degenen die het ‘erbij horen’ van niet-gelovigen die zich toch joods bleven voelen heeft voorbereid. Het is hoe latere joden teruggrepen op en zich beriepen op Spinoza. Maar volgens mij is er geen enkele tekst bij Spinoza te vinden waaruit blijkt hoe hijzelf dit zag – of hij vond dat hij er nog bij hoorde en van mening was dat het jodendom ruimer was dan de joodse religie. Schama schrijft;

“[Het zou accurater zijn] om te zeggen dat Spinoza het jodendom, de Joodse religie, de rug had toegekeerd. Duizenden jaren lang was dit de enige joodsheid geweest - die er bestond, en die lieten mensen uitsluitend achter zich om te stappen naar een van de andere versies van het monotheïstische geloof. Vóór Spinoza kon een nadenkende Jood die zich wenste los te koppelen van de letterlijke voorschriften van de religieuze literatuur of een letterlijke interpretatie van de Bijbel, nergens anders naartoe Maar Spinoza had nu juist een oase van inzicht geschapen. 'Seculiere Jood', de nonchalante term waarmee menige jood zichzelf beschrijft' is misschien in dit geval een te groot oxymoron, aangezien het meer lijkt op het atheïsme dat Spinoza herhaaldelijk fel afwees. Spinoza vatte het universum niet op als een zelfgeschapen materiële machinerie; integendeel, de essentie van het operationele genie was identiek aan de onveroorzaakte God. Maar het moeilijk te bevatten inzicht dat een Jood deze opvatting kon aanhangen en nog altijd een Jood kon zijn, betekende dat hij pas generaties, eeuwen, later volgelingen kreeg. Totdat er wetenschappers waren zoals Albert Einstein, die zichzelf expliciet als Joods definieerde, die zich nooit afscheidde van de Joodse geschiedenis en die medelijden had met de dorheid van het atheïsme, dat, zoals hij het smalend stelde, 'doof is voor de muziek van de hemelsferen', maar toen hem in 1929 expliciet werd gevraagd naar zijn geloof in God, legde Einstein uit: 'Ik geloof in Spinoza's God, die zichzelf toont in de wetmatige harmonie van de wereld, niet in een God die zich bemoeit met het lot en de daden van de mens.' [p. 252]”

"Erbij horen" [Belonging] is de ondertitel en het hoofdthema van het tweede deel. Maar of Spinoza zichzelf als jood bleef zien - erbij wilde blijven horen -  weten we niet. En ik betwijfel het zeer.  Volgens mij stond hij er meer voor dat de joden hun aparte status opgaven en opgingen in het volk te midden waarvan ze verbleven en hun vermeende aparte en bijzondere status zouden opgeven.
Enfin ik ben nu op 1/3e van het boek aanbeland en kon dit signalement geven van een boek, een dikke pil, dat zich met genoegen laat lezen.
________________________-
10 december 2017 verscheen in het NIW een enthousiaste bespreking door Esther Voet die het "Een juweel van een boek" noemt.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten